Nummer 1, december 1997

In dit nummer van Bin ie d'r één van Nekkers ? :

Vooruitblik naar 1998

Welke reacties op de eerste brief ?

Waarom deze titel ?

De molenaar  uit Arnhem

De boedelinventaris van Albert Nekkers

De cartoon.......

Witte wieven in de Achterhoek  

Oproep tot bijdragen

De bijgewerkte adreslijst

_______________________________________________

 

                                       Soest, december 1997

Geacht familielid,

Het is allemaal heel snel gegaan, de eerste brief aan u en alle reacties daarop. Daarom nu al weer een nieuwsbrief, om u te bedanken voor de antwoorden op de vragen van mijn kant.

Ik ga gauw aan het werk met alle nieuwe gegevens, die me zijn opgestuurd. Alle briefschrijvers, die om specifieke informatie van hun tak van de familie vroegen, krijgen een persoonlijk antwoord in het voorjaar van 1998.

Op dit moment wil ik alle lezers (bijna honderd) een gezond en voorspoedig 1998 toewensen. Ik verwacht in dat jaar zeker weer een nieuwsbrief uit te sturen. Met meer informatie over ons gemeenschappelijk verleden !

                                Peter Nekkers.

_______________________________________________

Welke reacties op de eerste brief ?

 

Dit is de tweede nieuwsbrief over stamboomonderzoek binnen de familie Nekkers/Neckers. Deze brief komt heel snel na de eerste, omdat er zo veel reacties op de eerste brief kwamen. Van de 150 aangeschrevenen hebben er 60 gereageerd. Wat hebben zij / wat heeft u gemeld ?:

- vaak is men blij verrast om te zien hoe groot het aantal naamgenoten is, en hoe men zich over Nederland heeft verspreid

- foutjes (oude adressen, dubbele adressen)  en aanvullingen in de adressenlijst

- stukken stamboom, die al gemaakt zijn

- (kopieën van) familiestukken, die ik in mijn archief kan stoppen

- sommigen hebben (ongevraagd) postzegels opgestuurd om mijn werk te ondersteunen 

Wat ging er mis in de eerste brief ? Wel, ik vergat u te vragen, wie u bent, dat wil zeggen, dat ik wel uw naam, adres etc. heb, maar soms niet precies weet wie uw ouders en grootouders zijn. En hoe oud u bent, waar u geboren bent en hoe uw volledige voornamen zijn. Zodoende heb ik nu losse blaadjes aan de stamboom hangen (eigenlijk hangen ze nog niet eens, maar zit ik er nog mee in mijn hand). Ik zal dus een aantal familieleden opnieuw een briefje met nadere vragen moeten sturen, dat doe ik in het voorjaar van 1998.

Wat ging er goed met de eerste brief ? Wel, ik kon door slim kopiëren en verkleinen precies binnen de 20 gram voor een brief van 80 cent blijven. Dat scheelt veel kosten. (deze tweede brief geniet trouwens van de korting op Kerstzegels !). Maar, daarom moest u mij het gehele eerste vel terugsturen, en dat vonden enkele lezers jammer.

_______________________________________________

Waarom deze titel ?

De vraag: Bin ie d'r één van Nekkers ?, die in deze titel wordt gesteld, hebben de kinderen in ons gezin vaak moeten horen. Je kon niet in Zutphen of verre omgeving lopen of fietsen, of je werd herkend door volkomen vreemden..................... De oudere generatie Nekkers was kennelijk zo bekend, of onze uiterlijke kenmerken (neus, flaporen ?) zo opvallend, dat je niet anoniem door het leven kon gaan. Als kind is dat niet leuk !

De titel is in een soort “algemeen oost-nederlands” geschreven, en derhalve door alle lezers uit te spreken en te begrijpen.

_______________________________________________

De molenaar uit Arnhem.

Betreft: Gerrit Jan Nekkers (geboren Winterswijk 1818, overleden Arnhem 1869), stamvader van de Arnhemse tak. Getrouwd met Agnita Johanna van Eldik (geboren Dodewaard 1820, overleden Arnhem 1897). Het echtpaar kreeg 9 kinderen.

Gerrit Jan was molenaar in Valburg en Arnhem, hetgeen blijkt uit de volgende teksten:

.............Het dorpje Valburg is een heel bijzondere molen rijk. Van een type zoals vermoedelijk de eerste in ons land gebouwde windmolens eruit gezien hebben. Een zogenaamde standerdmolen. De houten kast met het wiekenkruis kan oorspronkelijk op de wind worden gedraaid. Deze windkorenmolen, die de “Nieuw Leven” draagt, heeft als bouwjaar 1750. In 1966 is hij gerestaureerd. Hij is eigendom van de familie Hooyer in Valburg. De molenbouwer heeft destijds gebruik gemaakt van materiaal dat van de afbraak afkomstig was. Op de balken van de molen komen nl. de jaartallen 1644 en 1727 voor. Sinds 1900 is deze molen die, hoe kan het ook anders, in Valburg aan de Molenstraat staat, in het bezit van de familie Hooyer.

Gerrit Jan Nekkers geboren op 08.01.1818 en destijds gehuwd met Agnita Johanna van Eldik woonde in Valburg tussen ongeveer 1844 en 1856.

Hij kan pachter of pachtersknecht geweest zijn op de beschreven molen of op de identieke molen in Herveld (gemeente Valburg). Het gemeentehuis van Valburg staat in Herveld............

Uit: “Gelderse molens”

...............Volgens het in 1737 aangelegde “Kohier van het Tweede Gedeelte van het Westerquartier van het schependom van Arnhem, Buiten-Westerquartier”. L.no.265, heette de molen in de 18e eeuw nog altijd “de Prummense molen”. De Prümer goederen in Arnhem en Velp waren reeds in 1610 overgedragen aan Graaf Ernst Casimir, waarna diens zoon Willem Frederik de Prümense tienden en den korenmolen, “zijnde die tweede op S.Jans Beeck naest die Stadt”, met schuur, hof en bleekveld en een half molder gezaais op de Brey en andere goederen in 1642 in het openbaar had laten verkopen........................................

..................Baron van Heeckeren van Enghuizen (de eigenaar van het landgoed Sonsbeek, die daarna het perceel van den afgebranden Sint Jansmolen zou kopen) verwierf den molen van de erven Nyenhuis 9 Februari 1822 voor 12000 gl. De gehele bezitting omvatte toen: “Een huis met annexe koorn-, run- en pelmolen, twee schuren, aangrenzende tuin en bleekveld, nog een molder gesaay of 56 roeden, 61 el tusschen St. Jans- en St. Pieters gronden en een schuur op het land van St. Petersgasthuis met drie schepel gesaay of 42 roeden 45 en vier/vijfde el”. Omstreeks 1860 was G.J. Nekkers korenmolenaar; later is de molenarij voortgezet door de wed. Nekkers, geb. van Eldik ........................................

Uit: Hoofdstuk “De Sint Jansbeek en de Prümer Hof” uit een voor mij onbekend boek over Arnhem.


_____________________________________________________________________________________________________

De boedelinventaris van Albert Nekkers

Betreft: Albert Nekkers (geboren Laren 1846, overleden Lochem 1916), dagloner, leerlooiersknecht en tuinman van beroep. Getrouwd met Jenneken Klijn Ikking (geboren te Lochem, overleden te Lochem 1879) dienstbode van beroep). Het echtpaar kreeg 6 kinderen.  Na het overlijden van Jenneken trouwde Albert met Doortje Beumer (geboren Lochem 1851, overleden Goor 1892). Het echtpaar kreeg 7 kinderen.

Na het overlijden van Jenneken in 1879 wordt er voor Albert, in tegenwoordigheid van zijn drie nog levende zonen, een soort “langst levende” testament gemaakt, waarvan de tekst nu volgt:

...................Er is geinventariseerd als volgt:

In den keuken ten sterfhuize twee kasten op vijftig gulden geschat               50.-

Slingeruurwerk en versierselen op twaalf gulden                                                12.-

In een kastjen, borden, kopjes, een keteltje enzovoort op vier gulden              4.-

Twee tafels en stoelen op acht gulden                                                                   8.-

Bedden met toebehooren op veertig gulden                                                         40.-

Kachel, haardgereedschap en waterketel op zes gulden vijftig cent                   6.50

Linnen. lakens en sloopen op vijf en twintig gulden                                            25.-

Manskleeren en lijfstoebehooren met horloge op dertig gulden                        30.-

Vrouwenkleeren en lijfstoebehoren met gouden werken op veertig gulden     40.-

Waschkuip met tonnen op drie gulden vijftig cent                                                 3.50

Op de deel ten sterfhuize twee geiten en drie kippen op twaalf gulden             12.-

Gedorschte en ongedorschte rogge op acht en twintig gulden                           28.-

Hooi en bruine boonen op acht gulden                                                                    8.-

Deelgereedschap met kruiwagen op vijf gulden                                                      5.-

Koperen ketel, twee ijzeren potten en twee emmers op zeven gulden vijftig cent   7.50

Aardappelen op vijf en dertig gulden                                                                  35.-

Totaal drie honderd veertien gulden vijftig cent                                             314.50

............................De waarde is geschat door de heer Albertus Henseler, koopman te Lochem, als deskundige daartoe door partijen benoemd en door den Heer Kantonregter van Zutphen beëdigd...............

Bij deze bezittingen is de waarde van de onroerende goederen opgeteld en zijn de diverse schulden afgetrokken. Uiteindelijk bleef een bedrag van 1178.40 en een halve cent over, alsmede enige grond en een zitplaats in de Hervormde Kerk van Lochem.

 

Uit: Rijksarchief Arnhem, Notarieel Archief Lochem (notaris Mispelblom Beijer), aktenummer 4229.


__________________________________________________________________

 

  Witte wieven in de Achterhoek    

 

Witte wieven, nevelachtige vrouwengedaanten die zich bij voorkeur in de nachtelijke uren vertonen, komen veelvuldig voor in de oude volksverhalen van Oost-Nederland. Johan Picardt, een Coevorder predikant, schreef in 1660 een boek over “eenige vergetene en verborgen Antiquiteiten der Provintien en Landen gelegen tusschen de Noord-Zee, de Yssel, Emse en Lippe”. In dit boek noemt hij, vermoedelijk als eerste Nederlandse schrijver, de witte wieven. Zij plachten zich op te houden in de ingevallen kuilen van ronde bergjes of heuveltjes die volgens hem hol zijn geweest. Het heeft aldus Picardt, “omtrent deze Berghjes grouwelijck gespoockt” en de witte wieven moesten gezien worden als manifestaties van den boze. Picardt hief een waarschuwende vinger op tegen diegenen die het bestaan van deze geesten in twijfel trokken en stelde de witte wieven in een kwaad daglicht vanwege hun vermeende duivelse praktijken.

Inderdaad bestaan er vele overleveringen waarin de witte wieven een niet al te fraaie rol spelen. In deze verhalen worden door hen kinderen ontvoerd en weerloze vrouwen gedwongen deel te nemen aan hun nachtelijke praktijken. Er bestaan echter ook verhalen waarin de wieven door overmoedige mensen worden uitgedaagd, hetgeen uiteraard niet ongestraft blijft. Daarnaast zijn er nog gevallen bekend waarin de wieven de mensen de helpende hand bieden of hen waardevolle inlichtingen verschaffen. In dat verband zijn ze ook wel eens als wijze vrouwen  aangemerkt. In oude verhalen worden ze vereenzelvigd met de Walkuren, de oorlogsmaagden uit de Germaanse mythologie.

Picardt legt een verband tussen de oude prehistorische grafmonumenten, waarvan hij de juiste functie en ouderdom evenwel niet kende, en de ter plaatse bestaande overleveringen. Inmiddels is gebleken dat verhalen over witte wieven en soortgelijke overleveringen hun oorsprong vinden in een periode die reeds een paar duizend jaar achter ons ligt en dat in deze verhalen mogelijk zelfs de zeer zwakke stemmen van de Bronstijd naklinken............

..................Onder Epse werd in 1866 een “Germaanse” begraafplaats aangetroffen bij de Klembergen, ook wel de Witte Wievenbult geheten............

..................Ook bij de Lochemse Berg is een plek waar zich de witte wieven ophielden, de zogenaamde Witte Wijvenkuil, waarnaast zich een kegelvormig heuveltje bevond, mogelijk een grafheuvel. J. de Graaf noemt in zijn “Gorssels Verleden” wel een aantal grafheuvels maar maakt geen melding van eventuele overleveringen. Ook in Laren kende men de witte wieven. Zijn hielden daar verblijf in de Witte Wievenkoele van waaruit zij de late voorbijgangers de stuipen op het lijf joegen. In de kuil ziou vroeger een zwevend dwaallicht te zien zijn geweest.......................

...................Witte wieven werden verder gezien op de heide bij de Kormelinksbulten in de omgeving van Eibergen en op het Wievenveld bij Mallem. Bij de Kormelinksbulten zijn de restanten van een urnenveld uit de Ijzertijd teruggevonden bestaande uit kringgreppels en fragmenten van urnen en bijzetpotjes. Ook in de thans ontgonnen veengebieden  rond Ruurlo plachten de wieven zich op te houden. De oude verhalen vertellen verder over hun aanwezigheid bij het huis Oolde te Laren, langs de Jufferendiek bij Verwolde (Laren), op de Fliersse te Gorssel, de Wrangebult bij Laag Keppel  en op het landgoed de Byvanck bij Beek.........................

...................De nuchtere mens van de twintigste eeuw heeft de wieven uit hun laatste schuilplaatsen verjaagd. Ze zullen ons in ieder geval geen schrik meer aanjagen, deze priesteressen uit de oudheid........

Uit: “Oost-Gelderland archeologisch bekeken”, door R. Borman, Walburg Pers, Zutphen, 1978.

________________________________

Oproep tot bijdragen

Sommige van ons zullen een soort “favoriete voorouder” hebben, die een stempel op hun leven heeft gedrukt, die een voorbeeld voor hen was of die gewoon lief of leuk was.

Het zou leuk zijn, als u deze goede herinnering aan die voorouder niet voor uzelf houdt, maar ons laat meegenieten !.

Stuur eens een stukje tekst in, leg deze informatie vast voor het nageslacht.

NB: het hoeft niet per se een Nekkers te zijn, maar het trekt wel meer belangstelling natuurlijk.

________________________________

De bijgewerkte adressen

Uw reacties hebben natuurlijk tot gevolg gehad, dat de lijst met adressen, die u al heeft, onmiddellijk aanpassing behoeft.

Een nieuwe lijst met de laatste aanpassingen van de meer dan 150 Nekkers-en in Nederland en daarbuiten ligt voor uw klaar.

Even een briefje naar mij:

Peter Nekkers, Vredehofstraat 16, 3761 HB, SOEST, met een antwoordpostzegel erbij gestopt, en u krijgt het thuisgestuurd.                                          ________________________________

Wat stond er in het eerste nummer ?

Voor diegenen, die nu voor het eerst informatie over de Nekkers-familie ontvangen (omdat iemand van de familie hun naam en adres pas in tweede instantie heeft opgegeven) herhalen we een stuk tekst uit de eerste brief van oktober jl.

Hoe begon het in de herfst van 1997 ?

De schrijver van deze brief is Peter Nekkers uit Soest, een nazaat van Anthoni Nekkers (1734-1805). Het onderzoek naar onze stamboom is in 1985 begonnen door Gerrit Jan Nekkers uit Amersfoort, een nazaat van Willem Nekkers (1730-1784), de broer van Anthoni. Anthoni en Willem zijn twee van de negen kinderen uit het huwelijk van Harmen Nekkers (Neckers) en Berendina Straatman. Harmen is waarschijnlijk de zoon van Pieter (schrijf: Pijter) Neckar, die in 1682 in Bredevoort trouwt met Maria Smidts. Dit is het punt waarop de geschiedenis van de familie Nekkers/Neckers tot nu toe teruggaat.

Wist u dat:

er nu zo'n 1000 familieleden (Nekkers, Neckers en aangetrouwd) in het computerarchief aanwezig zijn? En dat deze Nekkers-en waarschijnlijk allemaal dezelfde voorouder hebben?

dat we nu al 11 generaties bestrijken?

dat er ongeveer 150 familieleden de eerste brief hebben ontvangen?

dat zij verspreid zijn over ons hele land, met name Arnhem, Hellendoorn, Hengelo (O), Lochem, Nijverdal, Winterswijk en Zutphen. En daarbuiten ook in Canada, Duitsland en de Verenigde Staten?

dat de sporen teruggaan naar het stadje Bredevoort in de Achterhoek, waar Pieter Neckar als soldaat uit de compagnie van de heer Louwerman uit Zutphen trouwt met Maria Smidts?

dat ik met de voorbereidingen bezig ben van de uitgifte van een redelijk compleet familieboek (in vaktaal: parenteel) van Pieter Neckar? Alle huidige familieleden worden daar natuurlijk in vermeld, met hun complete afstamming. Dit boekje kunt u te zijner tijd tegen kostprijs bij mij bestellen.